Het zijn turbulente tijden in het 19de-eeuwse Gent. De industriële revolutie brengt de stad en haar omgeving in een maalstroom van veranderingen die amper bij te benen is. Mensen van het platteland strijken massaal in Gent neer, boeren worden textielarbeiders, de rust van het platteland wordt ingeruild voor het lawaai van de stad.
Temidden van dit tumult zoeken jonge kunstenaars als Emile Claus, Gustave Van de Woestyne, Frits Van den Berghe, George Minne, Gustave Desmet hun plaats in de oncontroleerbare complexiteit van dit alles.